Uitkering Nederlands pensioenfonds belastbaar in België?

Appellanten zijn Belgische rijksinwoners maar hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij ontvangen vanwege een Nederlands pensioenfonds een uitkering. De administratie is van oordeel dat de door het Nederlandse pensioenfonds aan appellanten uitgekeerde pensioenen in België dienden te worden belast. Volgens het Hof moet aan de hand van de Belgische interne wetgeving worden nagegaan of de litigieuze pensioenuitkeringen effectief belast kunnen worden.

Algemeen kan worden gesteld dat pensioenen op het ogenblik van de uitkering in België steeds belastbaar zijn, tenzij wanneer de stortingen, op het ogenblik waarop zij werden gedaan, dienen beschouwd te worden als een bezoldiging en bijgevolg op dat ogenblik reeds principieel belastbaar waren.

In casu was eerste appellant zelfstandige in Nederland. De pensioenopbouw in Nederland gebeurde na stortingen door eerste appellant zelf rechtstreeks aan het Nederlandse pensioenfonds en dit in het kader van een in Nederland terzake bestaande wettelijke verplichting.

In casu dient enkel te worden nagekeken of eerste appellant aan de vrijstellingsvoorwaarden van artikel 39 WIB92 zou voldoen, mocht hij in België als zelfstandige (wettelijk verplichte) pensioenbijdragen hebben betaald. De wettelijke pensioenbijdragen zitten vervat in de sociale zekerheidsbijdragen der zelfstandigen, die in België fiscaal een aftrekbare kost uitmaken. Het aldus opgebouwde pensioen is ook voor de Belgische zelfstandigen belastbaar bij uitkering.

Antwerpen 3 februari 2009, A.R. nr. 2008/384, Fiscalnet 18 juni 2009.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Werkgever en groepsverzekeraar solidair aansprakelijk?

De groepsverzekeringsovereenkomst is een beding ten behoeve van een derde in de zin van artikel 1121 BW, wat aan de werknemer een rechtstreekse vordering ten aanzien van de verzekeraar verschaft.

Appellant meent dat zijn werkgever en zijn groepsverzekeraar solidair, minstens in solidum gehouden zijn in verband met de uitvoering, omdat de toezegging uitgaat van de werkgever. Volgens het Hof maakt appellant hierbij een onvoldoende onderscheid tussen toezegging en uitvoering. In de eerste plaats rust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering op de pensioeninstelling, om vervolgens en subsidiair hieraan door de werkgever te moeten worden aangevuld, zoals wanneer bij een resultaatsverbintenis de verzekeringsafspraak onvoldoende is om wat aan de werknemer werd toegezegd, te realiseren.

Uit het tussenarrest volgt dat de afrekening in deze zaak gebaseerd is op de bepalingen van het pensioenreglement. Er werd niet vastgesteld dat de werkgever haar verplichtingen uit dit reglement niet of foutief zou zijn nagekomen. Evenmin wordt voorgehouden dat de uitvoering van het pensioenreglement de pensioentoezegging onvoldoende zou realiseren en dat er een bijkomende aanzuivering van de tekorten nodig zou zijn. In die omstandigheden wordt de werkgever, door het afsluiten van een groepsverzekering en het nakomen van zijn verbintenissen dienaangaande, geacht zich van zijn pensioenverbintenis ten aanzien van zijn werknemers te bevrijden.

Arbh. Brussel 10 april 2009, A.R. nr. 49.795, ongepubl.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Actuariële berekeningsbasis van het aanvullend pensioen

Een werknemer vordert de betaling van bijkomende werkgeversbijdragen in de groepsverzekering, omdat hij vindt dat zijn aanvullend pensioen moet berekend worden op een PBO-basis (projected benefit obligation).

De beëindigingovereenkomst met zijn werkgever voorziet dat “de verworven rechten zoals bepaald in het pensioenplan zullen worden berekend met inachtneming van de beëindigingdatum van 31 maart 2007 zelfs indien de partijen een vervroegde beëindigingdatum zouden overeenkomen. Het bedrag verbonden aan de verworven rechten en verworven voordelen zal op de dag van de beëindigingdatum worden berekend volgens de standaardprocedure. Een niet bindende illustratie, gebaseerd op heden geldende informatie, is aangehecht ter informatie.

Volgens de werknemer wordt er met de verwijzing naar de standaardprocedure bedoeld dat hij kan genieten van de regeling toepasselijk bij verwerende partij in haar vestiging te Gent (PBObasis).

De werkgever stelt dat het systeem van de TBE te Brussel van toepassing is (ABO-basis – accured benefit obligation).

De arbeidsrechtbank oordeelt dat de toegevoegde illustratie, die duidelijk naar het ABO-systeem verwijst en niet met de PBO-regeling te verwarren is, duidelijk maakt dat de vordering van de werknemer ongegrond is.

Arbrb. Gent 19 maart 2009, A.R. nr. 08/904/A, ongepubl.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Gelijke behandeling op vlak van aanvullende pensioenen bij bedrijfsovername

In het kader van een bedrijfsovername krijgen de werknemers de keuze om aangesloten te blijven bij het pensioenplan van het overgenomen bedrijf of om aan te sluiten bij het pensioenplan van de overnemer. Een werknemer die ervoor gekozen heeft om aangesloten te blijven bij het pensioenplan van het overgenomen bedrijf, stelt bij pensionering dat hij gediscrimineerd werd ten aanzien van een werknemer die gekozen heeft voor het pensioenplan van de overnemer.

Het arbeidshof oordeelt dat de vordering tegen de werkgever ontvankelijk is, omdat het de werkgever is die de aanvullende pensioenpremies zal moeten betalen in het geval de eventuele discriminatie weerhouden wordt.

De wet van 6 april 1995 inzake aanvullende pensioenen (wet Colla) is een bijzondere en latere wet in vergelijking met artikel 45 RSZ-wet van 27 juni 1969. Een onderscheid inzake aanvullende pensioenen moet dan ook enkel getoetst worden aan de wet Colla. Door de keuze te bieden voert de werkgever geen ongeoorloofd onderscheid in. Het onderscheid in behandeling is enkel het gevolg van de keuze van de betrokken werknemer.

Arbh. Brussel 24 maart 2009, A.R. nr. 47.304, ongepubl.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Hof van Justitie: behoud van rechten werknemers bij overgang van onderneming

Het Italiaans burgerlijk wetboek bepaalt dat bij overgang van een onderneming de arbeidsverhouding wordt voortgezet met de verkrijger, en de werknemer al de uit die arbeidsverhouding voortvloeiende rechten behoudt.

Deze bepaling is niet van toepassing op ondernemingen die in moeilijkheden verkeren. Deze werknemers verliezen het recht op erkenning van hun anciënniteit, van hun financiële behandeling en van hun beroepskwalificaties alsook het recht op een ouderdomsuitkering dat voortvloeit uit het in artikel 3, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2001/23 bedoelde wettelijke socialezekerheidsstelsel. Zij verliezen tevens het recht op handhaving, gedurende ten minste één jaar, van de in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegde arbeidsvoorwaarden, zoals is gewaarborgd in artikel 3, lid 3, van die richtlijn.

De Commissie stelt dat artikel 3, lid 4, van richtlijn 2001/23 toestaat de leden 1 en 3 van dit artikel 3 niet toe te passen op ouderdomsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen of uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, die worden toegekend naast de wettelijke stelsels van sociale zekerheid, maar dat de lidstaten in dat geval de nodige maatregelen moeten vaststellen om de belangen van de werknemers te beschermen. Dit is niet het geval in de betrokken Italiaanse wettelijke regeling.

De Italiaanse Republiek komt de krachtens de richtlijn 2001/23/EG op haar rustende verplichtingen niet na.

HvJ 11 juni 2009, C-561/07.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Vrijgestelde inkomsten volgens het dubbelbelastingverdrag België-Luxemburg

Les appelants pensionnés perçoivent des revenus de deux pensions belges et d’une pension grand-ducale. Ils se plaignent de ce que la convention belgoluxembourgeoise en matière d’exonération n’aurait pas été correctement appliquée.

Continue reading “Vrijgestelde inkomsten volgens het dubbelbelastingverdrag België-Luxemburg”

Uitkering levensverzekeringscontract en tijdstip van belastbaarheid

Wanneer de werkgeversbijdragen voor een levensverzekeringscontract op het ogenblik dat zij worden gestort, als bezoldigingen moeten beschouwd worden in hoofde van de werknemer omdat de pensioenopbouw wordt verricht in zijn definitief en uitsluitend voordeel, worden de latere uitkeringen niet als een uitgesteld beroepsinkomen belast op grond van art. 34, § 1, 2° WIB92.

Continue reading “Uitkering levensverzekeringscontract en tijdstip van belastbaarheid”

Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen

De belastingplichtige is Belgisch rijksinwoner en oefende een dienstbetrekking uit in Nederland. Hij heeft bepaalde inkomsten voortkomend uit een individueel levensverzekeringscontract aangegeven in de personenbelasting als inkomsten begrepen in lijfrenten of tijdelijke renten.

Tijdens de opbouw van het pensioen werd nooit enige belastingvermindering of –vrijstelling genoten. De stortingen gebeurden in het uitsluitend en definitief voordeel van de verzekerde.

Continue reading “Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen”

Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen

Krachtens art. 39 §2, 2° WIB92 zijn pensioenuitkeringen vrijgesteld van personenbelasting als de belastingplichtige het levensverzekeringscontract individueel heeft gesloten en er geen vrijstelling van belasting of belastingvermindering op de betaalde premies werd verkregen.

Continue reading “Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen”

Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen

Overeenkomstig artikel 39, §2, 2° WIB92 zijn pensioenuitkeringen vrijgesteld indien de belastingplichtige of de persoon wiens rechtverkrijgende hij is, het levensverzekeringscontract individueel heeft gesloten en er geen vrijstelling van belasting of belastingvermindering op de betaalde premies werd verkregen.

Continue reading “Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen”