Artikel 18 van het verdrag bepaalt dat pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een inwoner van een van de Staten ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar zijn. Het Hof van Cassatie oordeelde dat uit dit artikel niet blijkt dat een vergoeding die verband houdt met in het verleden verstrekte dienstprestaties, maar betaald voor de dienstbetrekking volledig is beëindigd, geen pensioen kan uitmaken. De eiser stelde dat het Hof van Beroep op grond van deze bepaling niet rechtsgeldig kon oordelen dat België heffingsbevoegd was voor een overdracht van pensioenaanspraken die gebeurde ter zake van een voortgezette dienstbetrekking die niet was stopgezet.
Artikel 16 bepaalt dat tantièmes, presentatiegelden en andere beloningen verkregen door een inwoner van België die commissaris of bestuurder is van een nv die inwoner is van Nederland, in Nederland mogen worden belast. Het Hof oordeelde dat dit artikel niet van toepassing is op pensioenen of soortgelijke beloningen, zelfs wanneer deze reeds voor de definitieve beëindiging van de dienstbetrekking worden uitbetaald.
Cass. 14 januari 2011, F.09.0097.N/12.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nieuwsbrief nr. 3