Interpretatie van het begrip “effectief actief” voor beroepssporters

Beroepssporters kunnen genieten van een aanvullend pensioen dat gunstig belast wordt op 35 jaar. In deze circulaire wordt toegelicht of die beroepssporters ook genieten van het regime van 10% i.p.v. 16,5% op de kapitalen samengesteld door werkgeversbijdragen. De administratie licht toe dat dit gunstig regime (10%) enkel kan worden toegekend mits men actief is gebleven tot 65 jaar.


Circulaire nr. Ci.RH.241/592.546 (AOIF 26/2008) dd. 13.08.2008

KAPITAAL GELDEND ALS RENTE OF PENSIOEN
   Aanslagvoet van 10%
   Aanslagvoet van 16,5 %
   Afzonderlijk belastbaar kapitaal
   Bedrijfsvoorheffing
   Sportbeoefenaar

Het ogenblik van pensionering van beroepssporters als bedoeld in art. 27 van de wet van 28.4.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, aangevuld door art. 85 van de Programmawet van 22.12.2003 heeft geen enkele invloed op het moment waarop die beroepssporter aanspraak kan maken op het wettelijk pensioen (wettelijke pensioenleeftijd). Derhalve kan, behoudens de toepassing van een andere specifieke regeling en in de huidige stand van de belasting- en pensioenwetgeving, het gedeelte van het kapitaal dat door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming is gevormd slechts tegen 10 % worden belast krachtens art. 171, 2°, b, of art. 515quater, § 1, b, WIB 92, indien het ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar, met uitzondering van de vrouwen waarbij de wettelijke pensioenlee ftijd tot 31 december 2008, 64 jaar is) aan de begunstigde wordt uitgekeerd die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.

Afschrift van de hierna vermelde brief wordt gericht aan alle ambtenaren van de niveaus A, B en C voor kennisgeving en naricht.
 

Voor de administrateur Kleine
en Middelgrote Ondernemingen :
De Directeur,

S. QUINTENS

Federale
Overheidsdienst
FINANCIEN

Brussel,  30 mei 2008

BELASTINGEN EN INVORDERING correspondentieadres
Wetstraat 12, 1000 BRUSSEL
Tel. 02 233 81 11
De Vice-Eerste Minister
en Minister van Financiën
en Institutionele Hervormingen
SPORTA
T.a.v. de heer Stijn BOEYKENS Secretaris
Kartuizersstraat 70
1000 BRUSSEL
 
uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlage(n)

 

  InkomstenbelastingMijnheer de Secretaris,
Met uw brieven van 19 maart en 7 april 2008, met als kenmerk SB./CV.20080319.049 respectievelijk SB./CV.20080407.103, informeert u naar het belastingtarief dat van toepassing is op de aanvullende pensioenkapitalen van betaalde sportbeoefenaars.

In het bijzonder heeft u twijfels bij het toe te passen tarief aan bed rijfsvoorheffing. In antwoord op voormelde brieven deel ik u hierbij het volgende mee.

De vraag die zich stelt is of de betreffende kapitalen die aan de betrokken sportbeoefenaars worden uitgekeerd ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de voormelde sportbeoefenaar de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt en voor zover hij zijn sportieve beroepsactiviteit volledig en definitief heeft stopgezet, in aanmerking komen voor de toepassing van de afzonderlijke aanslag tegen het tarief van 10 % als bedoeld in artikel 171, 2°, b, of 515quater, § 1, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).
Die artikelen bepalen dat tegen het tarief van 10 % kunnen worden belast, de kapitalen van aanvullende pensioenen (in casu groepsverzekeringscontracten) die zijn gevormd door middel van werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming en die ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.
Uit die teksten blijkt duidelijk dat het betreffende tarief van 10 % slechts kan worden toegepast wanneer het kapitaal wordt uitgekeerd bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.
Het artikel 27, § 1, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (verder WAP genoemd – BS van 15 mei 2003 – Ed. 2 en Erratum in BS van 26 mei 2003) bepaalt dat de aangeslotene in de regel het recht op afkoop van zijn reserves enkel kan uitoefenen of de uitbetaling van zijn prestaties kan verkrijgen op het ogenblik van zijn (wettelijke) pensionering of vanaf het ogenblik waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (zie ook voorbereidende werken WAP, DOC 50, 1340/001, blz. 54).
Met het artikel 85 van de Programmawet van 22 december 2003 (BS 31 december 2003, ed. 1) werd het voornoemde artikel 27, WAP aangevuld met een § 3 waarbij voor de betaalde sportbeoefenaar, bedoeld bij de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, het ogenblik van zijn pensionering als bedoeld in § 1 van hetzelfde artikel 27, wordt vastgesteld op het ogenblik van de stopzetting van de onderwerping van die sportbeoefenaar aan de voormelde wet van 24 februari 1978. Dit ogenblik kan ten vroegste worden vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de betaalde sportbeoefenaar die leeftijd van 35 jaar bereikt en hij zijn sportieve beroepsactiviteit definitief en volledig stopzet.
Voornoemd art. 85, PW 22 december 2003 voert voor de beroepssporters dus een afwijking in op het algemene beginsel dat is vastgelegd in art. 27, § 1, WAP en dat bepaalt dat er enkel uitbetaling kan zijn, o.m. naar aanleiding van de (wettelijke) pensionering. Voor de beroepssporters kan het aanvullend pensioenkapitaal ingevolge deze wetswijziging dus ook worden uitgekeerd ten vroegste vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin betrokkene 35 jaar oud werd en naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van zijn sportieve beroepsactiviteit, maar deze wetswijziging raakt NIET aan de wettelijke pensioenleeftijd die momenteel naargelang het een man of een vrouw betreft op 65, respectievelijk 64 jaar is vastgesteld.
Ingevolge die wetswijziging kan het gedeelte van de kapitalen of afkoopwaarden van aanvullende pensioentoezeggingen dat werd gevormd door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming overeenkomstig artikel 171, 4°, f, WIB 92 wel in aanmerking komen voor de toepassing van het tarief van 16,5 % wanneer zij aan de beroepssporter ten vroegste worden uitgekeerd op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de betaalde sportbeoefenaar de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt en naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van zijn sportieve beroepsactiviteit.
Voormelde wetswijziging heeft zoals reeds hiervoor gesteld echter geen enkele invloed op de vaststelling van de wettelijke pensioenleeftijd, zijnde 65 jaar, met uitzondering van de vrouwen voor wie de wettelijke pensioenleeftijd tot 31 december 2008 vastgesteld is op 64 jaar, en bijgevolg ook niet op het moment waarop die beroepssporter aanspraak kan maken op het wettelijk pensioen.

In de huidige stand van de belasting- en pensioenwetgeving kan het pensioenkapitaal dat door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming is gevormd slechts afzonderlijk tegen het tarief van 10 % worden belast indien het ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (naar gelang het geval 65 of 64 jaar – zie hiervoor) aan de begunstigde wordt uitgekeerd die minstens tot aan die leeftijd (de wettelijke pensioenleeftijd, dus 65 of 64 jaar) effectief actief is gebleven.
De toepassing van deze bepaling op het geval van de beroepssporters betekent dus concreet dat het tarief van 10 % als bedoeld in artikel 171, 2°, b, of 515quater, § 1, b, WIB 92, slechts kan worden toegepast wanneer het aanvullend pensioenkapitaal wordt uitgekeerd bij het bereiken van de leeftijd van 64 of 65 jaar (naargelang het een vrouw dan wel een man betreft) en voor zover de betrokkene tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven.
Inzake bedrijfsvoorheffing is op dergelijke aanvullende pensioenkapitalen het tarief van 16,66 % van toepassing overeenkomstig de regels van het nr. 40, C van de bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 92 zoals dat is gewijzigd met het koninklijk besluit van 7 december 2007 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing.

Met de meeste hoogachting, (w.g.) Didier Reynders