Wetsontwerp betreffende diverse aangelegenheden inzake de pensioenen van de overheidssector.

SAMENVATTING
Wijzigingen in de regelgeving betreffende het admi-
nistratief of geldelijk statuut van de ambtenaren nopen in
tal gevallen tot een aanpassing van de wetgeving inzake
de ambtenarenpensioenen. Het merendeel van de be-
palingen van dit voorontwerp betreft dergelijke aanpas-
singen. Andere bepalingen van het ontwerp strekken
ertoe bestaande ongelijkheden of discriminaties weg
te werken — waarvoor de Belgische Staat in sommige
gevallen reeds een veroordeling heeft opgelopen — of
de toekenning van dubbele pensioenvoordelen uit te
sluiten. Nog andere bepalingen omvatten maatregelen
die kaderen in een administratieve vereenvoudiging.
Tot slot worden met het ontwerp enkele inhoudelijke
en formele verbeteringen aangebracht in de bestaande
pensioenwetgeving

Voorontwerp van Wet aanvullende pensioenen

De ministerraad keurt, op voorstel van minister van Pensioenen Alexander De Croo, een voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen goed. Het voorontwerp beantwoordt aan de volgende doelstellingen:

  • Betere informatie. Het voorontwerp regelt de manier waarop de databank aanvullende pensioenen in 2016 toegankelijk zal zijn voor de loontrekkenden, de zelfstandigen of de ambtenaren. Elke burger zal op elk ogenblik op de website My Pension een overzicht krijgen van alle opgebouwde pensioenrechten, zowel voor het wettelijk pensioen als het aanvullend pensioen.  Ook burgers met een gemengde loopbaan zullen een volledig zicht krijgen op hun pensioenrechten.  Ook de informatie zelf zal veel helderder worden en drastische vereenvoudigd worden. De pensioeninstellingen zullen komaf maken met complexe en technische loopbaanoverzichten en pensioenfiches. Ze zullen aan iedereen begrijpelijke overzichten en visueel eenvoudige informatie bezorgen.
  • Vereenvoudiging. Het voert een eenvormige verjaringstermijn van 5 jaar in voor de verjaring van de rechtsvordering die een werknemer, een aangeslotene of een rechthebbende in verband met aanvullende pensioenen kan instellen tegen werkgevers, inrichters of pensioeninstellingen. Vandaag bestaan er zes verschillende verjaringstermijnen met verschillende startdata. Deze combinatie van een groot aantal verschillende termijnen die op verschillende ogenblikken kunnen beginnen lopen zorgt voor grote onduidelijkheid bij alle in geschillen betrokken partijen. De harmonisering van de verjaringstermijnen beoogt een drastische vereenvoudiging ten voordele van alle rechtsonderhorigen.
  • Aandacht voor zelfstandige bedrijfsleiders. Het voorontwerp schept een minimum sociaal wettelijk kader voor de aanvullende pensioenen die de ondernemingen toekennen aan hun zelfstandige bedrijfsleiders. Dit laat toe om dezelfde service die aan werknemers, ambtenaren en zelfstandigen wordt aangeboden, ook aan te bieden aan zelfstandige bedrijfsleiders van vennootschappen. Ook zij hebben recht op heldere en volledige informatie over hun toekomstig pensioen.
  • Continuïteit. Het hervormt het begrip uittreding in de wet op de aanvullende pensioenen van de loontrekkenden, dat als referentie dient om de rechten van de aangeslotene en de plichten van de inrichter te bepalen. Het voorontwerp is de juridische vertaling van een unaniem advies van de Commissie voor de aanvullende pensioenen uit 2011, waarin zowel werknemers, werkgevers, gepensioneerden als de pensioeninstellingen zijn vertegenwoordigd. Bedoeling is voor meer continuïteit in de opbouw van het aanvullend pensioen te zorgen voor werknemers die binnen dezelfde groep van ondernemingen van werkgever veranderen.

Het voorontwerp is voor advies overgemaakt aan de Raad van State.

Overzicht van de pensioenmaatregelen in het regeerakkoord

In het regeerakkoord wordt op verschillende plaatsen de pensioenen (1ste, 2de en 3de pijler) hervormd. Hierbij een overzicht:

Hervorming van de pensioenen (pag. 102)

Maatregelen betreffende de 2e en 3e pijlers

In het kader van de interprofessionele onderhandelingen zal de regering de sociale partners vragen om de 1e pensioenpijler te consolideren en een veralgemening van een 2e pijler of van een 1e pijler bis te overwegen, bij voorrang voor zij die geen toegang hebben tot de 2e pijler.

De regering zal de fiscale 80%-regel evalueren om er de perverse gevolgen van bloot te leggen (het aandikken van de bezoldiging op het einde van de loopbaan om het hoogste fiscale voordeel te kunnen genieten, rekenfouten door een verkeerde evaluatie van het wettelijk pensioenbedrag bij een gemengde loopbaan, …) en die te vermijden.

De voor de 2e pensioenpijler gestorte bijdragen zullen maar fiscaal aftrekbaar zijn (in het kader van de 80%-regel) indien ze recht geven op een aanvullend pensioen dat, bij het wettelijk pensioen samengevoegd, het niveau van het hoogste overheidspensioen niet overschrijdt.

De belastingsvoeten van de 2e pijler, opgebouwd op basis van de werkgeversbijdragen, zullen worden herzien: 20% op 60 jaar, 18% op 61 jaar, 16,5% op 62 tot 64 jaar en 10% op 65 jaar, tegen 16,5% op 60 tot 64 jaar en 10% op 65 jaar vandaag.

De belastingsverminderingen op de 2e en de 3e pijler, die momenteel berekend worden op basis van een bijzondere gemiddelde aanslagvoet, zullen voortaan op basis van een percentage van 30% voor alle belastingplichtingen worden berekend, ongeacht het inkomen.

Verhoging van de effectieve leeftijd om op vervroegd pensioen te gaan

De minimumleeftijd voor het vervroegd pensioen zal vanaf 2013 met 6 maanden verhogen en daarna met 6 maanden per jaar om in 2016 op 62 jaar te komen, in de privésector en in het algemeen stelsel van het openbaar ambt. De minimale loopbaanvoorwaarde zal in de privésector en in het algemeen stelsel van het openbaar ambt tegen 2015 geleidelijk aan op 40 jaar komen. » Bij lange loopbanen zal men in twee uitzonderingen voorzien: het pensioen zal op 60 jaar kunnen bij 42 loopbaanjaren en op 61 jaar bij 41 loopbaanjaren.

Jaar Minimumleeftijd Loopbaanvoorwaarde Uitzonderingen lange loopbanen
2012 60 jaar 35 (privé) / 5 (overheid) loopbaanjaren
2013 60 jaar en 6 maanden 38 loopbaanjaren 60 jaar bij 40 loopbaanjaren
2014 61 jaar 39 loopbaanjaren 60 jaar bij 40 loopbaanjaren
2015 61 jaar en 6 maanden 40 loopbaanjaren 60 jaar bij 41 loopbaanjaren
2016 62 jaar 40 loopbaanjaren 60 jaar bij 42 loopbaanjaren
61 jaar bij 41 loopbaanjaren

De pensioenbonus zal vóór 1 december 2012 worden geëvalueerd, met de bedoeling om zijn aansporend karakter te versterken.

De laatste beroepsmaanden zullen geleidelijk aan in de pensioenberekening van de privésector in rekening worden gebracht. Een in ministerraad overlegd besluit zal het ogenblik waarop deze bepaling in werking treedt vastleggen.

Werken na 65 jaar zal in de overheidssector worden toegestaan, mits het akkoord van de werkgever.

Het beginsel van eenheid van loopbaan zal in alle stelsels geleidelijk aan worden afgeschaft: de gewerkte jaren na 45 loopbaanjaren zullen recht geven op een verhoogd pensioen, voor zover ze niet meer dan dertig gelijkgestelde dagen per loopbaanjaar bevatten.

Verlenging van sommige loopbanen door de bijzondere stelsels op het algemeen stelsel af te stemmen

De huidige ambtenaren van de bijzondere stelsels van het openbaar ambt die nu een gunstigere tantième dan 1/48e genieten zullen voor de vanaf 1 januari 2012 gepresteerde periodes hun pensioen op basis van een tantième 1/48e zien berekend worden (de al verworven rechten blijven volgens de oude berekeningsmethode).

De ambtenaren van 55 jaar en ouder op 1 januari 2012 zullen voor hun volledige pensioen de oude berekeningsmethode genieten.

De bijzondere stelsels van de privésector zullen op het algemene stelsel worden afgestemd: de verworven rechten zullen vanaf 1 januari 2012 op basis van de nieuwe berekening gebeuren en de werknemers van 55 jaar en ouder op 1 januari 2012 zullen de oude berekeningsmethode voor hun volledige pensioen genieten.

Verhoging van het aantal jaren dat voor de pensioenberekening in de overheidssector meetelt

De gemiddelde wedde van de laatste tien beroepsjaren zal als basis dienen om het pensioen in de overheidssector te berekenen.

Deze nieuwe berekeningsmethode zal niet gelden voor de mensen van 50 jaar en ouder op 1 januari 2012.

Om de mensen met de laagste pensioenen te beschermen, zal de regering onderzoeken of men ervoor kan zorgen dat de nieuwe berekening geen pensioen oplevert dat onder een te bepalen niveau ligt.

Vrijwillig werken na de pensioenleeftijd

Vóór 65 jaar

Het huidige stelsel zal blijven, maar de sanctie zal in overeenstemming met de overschrijding zijn. De inkomensgrens zal voortaan geïndexeerd zijn.

Vanaf 65 jaar

De beroepsinkomensgrens zal worden afgeschaft voor de personen die in 2013 42 loopbaanjaren tellen. In 2014 zal de maatregel worden geëvalueerd met het oog op een eventuele verhoging van deze loopbaanvoorwaarde. Vanaf een jaarinkomen van 33.000 € bruto zal de belastingvermindering voor vervangingsinkomens degressief zijn.

Voor de personen die niet aan de loopbaanvoorwaarde voldoen: de (voortaan geïndexeerde) inkomensgrens zal blijven, maar de sanctie zal in verhouding tot de overschrijding staan.

Het zal onmogelijk blijven om bijkomende pensioenrechten op te bouwen wanneer men al een pensioen krijgt.

Deze maatregelen zullen vanaf 2013 worden toegepast.

Bij de pensioenberekening het werk meer laten doorwegen ten opzichte van de periodes van inactiviteit

De regering zal de mogelijkheid onderzoeken om de uitvoeringsregels voor de gelijkstelling van de voor alle pensioenstelsels gemeenschappelijke periodes op elkaar af te stemmen.

De werkloosheid van de 3e periode en de brugpensioenperioden vóór 60 jaar zullen in de pensioenberekening gevaloriseerd worden op basis van het minimumrecht per loopbaanjaar, met uitzondering van de brugpensioenen in geval van een bedrijf in moeilijkheden of herstructurering, evenals die welke ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 werden genomen.

De periodes van vrijwillige werkonderbreking, buiten het gemotiveerde tijdskrediet en de thematische verloven, zullen bij de pensioenberekening nog voor maximum een jaar gevaloriseerd worden. In geval van een arbeidsduurvermindering van 1/5de tijd zal deze gelijkstelling in dagen kunnen worden geteld.

Deze maatregelen zullen voor de betrokken periodes vanaf 2012 in werking treden.

De overlevingspensioenen beperken

De mensen die hun partner  verliezen zullen een “overgangsuitkering” ontvangen waarvan de duur zal afhangen van de leeftijd, het aantal kinderen en het aantal jaren van wettelijk samenwonen of huwelijk.

Na afloop van de overgangsuitkering en bij gebrek aan een baan zal er onmiddellijk een recht op werkloosheidsuitkering geopend worden, zonder wachttijd en met een aangepaste en vroegtijdige begeleiding.

Om een overgang tussen het oude en het nieuwe stelsel te garanderen, zal de regering ervoor zorgen dat voor de mensen die op 1 januari 2012 de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt, in geval hun partner overlijdt, het rustpensioen zal worden verhoogd met een bedrag ter waarde van wat ze in het kader van het huidige overlevingspensioenstelsel zouden hebben ontvangen.

De regels om een pensioen en een beroepsinkomen te cumuleren zullen worden versoepeld, teneinde de werkloosheidsvallen te bestrijden.

Zilverfonds en Fonds voor de toekomst

De regering zal in overleg met de sociale partners onderzoeken of een fusie tussen het Zilverfonds en het Fonds voor de toekomst van de geneeskundige verzorging opportuun is.

De inkomens van de gepensioneerden optrekken en hen beter informeren

De pensioenen van de zelfstandigen en van de loontrekkenden zullen in het kader van de welvaartsenveloppe worden opgewaardeerd.

Alle werkenden zullen zeer regelmatig, en vanaf het begin van hun loopbaan, een raming van hun toekomstige pensioenrechten ontvangen. De loopbaangegevens over de drie pensioenstelsels en de aanvullende pensioenen zullen in één databank worden bijeengebracht waarin de gegevens onder een format zullen zijn opgeslaan dat voor alle takken van de sociale zekerheid bruikbaar is. Zo zal er maar één aanspreekpunt zijn om de gepensioneerden en de toekomstige gepensioneerden over hun toestand en rechten te informeren.

In diverse hoofdstukken

  • De pensioenregeling voor parlementsleden zal progressief in overeenstemming gebracht worden met het systeem in de openbare sector. (pag. 12)
  • De individuele pensioentoezeggingen voor de zelfstandige bedrijfsleiders zullen moeten worden uitbesteed aan een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds en zullen niet meer kunnen worden opgebouwd via een interne pensioenvoorziening van het bedrijf. De verzekeringspremies op die toezeggingen zullen worden onderworpen aan de belasting van 4,4% op de verzekeringsovereenkomsten. (pag. 79)
  • De laagste pensioenen zullen worden opgewaardeerd. (pag. 113)
  • Naast de gelijkschakeling van de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen met die van de loontrekkenden waarin het institutioneel akkoord voorziet, zullen de zelfstandigen hun minimumpensioenen zien verhogen, om geleidelijk aan op dezelfde hoogte als die van de loontrekkenden te komen, afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden van het stelsel. (pag. 113)

regeerakkoord

Wet IBP – officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (Belgisch Staatsblad van 10 november 2006), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij :

  • het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (Belgisch Staatsblad van 27 april 2007);
  • de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 19 mei 2009);
  • de wet van 6 april 2010 tot versterking van het deugdelijk bestuur bij de genoteerde vennootschappen en de autonome overheidsbedrijven en tot wijziging van de regeling inzake het beroepsverbod in de bank- en financiële sector (Belgisch Staatsblad van 23 april 2010).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

BS20101124