Désolé, cet article est seulement disponible en Nederlands.
Catégorie : Parlementaire vraag
De Kamer: Vraag nr. 814 – 80%-regel
Vraag nr. 814 van de heer volksvertegenwoordiger Wouter De Vriendt van 19 maart 2014 (N.) aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken:
Aanvullende pensioenen in de tweede pijler. – Werkgeversbijdragen. – Evaluatie van de 80 %-regel en het plafond op de fiscale aftrekbaarheid.
In het federale regeerakkoord was sprake van de volgende maatregelen:
« De regering zal de fiscale 80 %-regel evalueren om er de perverse gevolgen van bloot te leggen (het aandikken van de bezoldiging op het einde van de loopbaan om het hoogste fiscale voordeel te kunnen genieten, rekenfouten door een verkeerde evaluatie van het wettelijk pensioenbedrag bij een gemengde loopbaan, …) en die te vermijden. »
« De voor de tweede pensioenpijler gestorte bijdragen zullen maar fiscaal aftrekbaar zijn (in het kader van de 80 %-regel) indien ze recht geven op een aanvullend pensioen dat, bij het wettelijk pensioen samengevoegd, het niveau van het hoogste overheidspensioen niet overschrijdt. »
De Kamer: Vraag nr. 153 – Groepsverzekeringen
Vraag nr. 153 van de heer volksvertegenwoordiger Peter Logghe van 24 april 2014 (N.) aan de viceeersteminister en minister van Pensioenen, over « Groepsverzekeringen. »
Voor het eerst zijn er in België meer mensen aangesloten bij een pensioenverzekering van hun werkgever (de zogenaamde tweede pijler) dan bij het individuele pensioensparen. Steeds meer mensen hebben door dat het wettelijk pensioen absoluut niet zal volstaan om een behoorlijk levensniveau te halen. En juist op dat eigenste moment denkt u erover na om de leeftijd waarop het aanvullend pensioen kan worden opgenomen, te verhogen van 60 naar 62 jaar. Ik heb hierover en over de toekomst van de tweede pensioenpijler enkele vragen.
Beleidsverklaring
BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 7 november 2013 ALGEMENE BELEIDSNOTA (*) Pensioenen 1. Inleiding Deze regering heeft de grootste pensioenhervormingen van de afgelopen twintig jaar doorgevoerd. In nauwelijks anderhalf jaar tijd werden de volgende maatregelen genomen: — het optrekken van de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen in de pensioenstelsels van de werknemers, de zelfstandigen en de ambtenaren; — de integratie van de bijzondere pensioenstelsels van de mijnwerkers, het vliegend personeel van de burgerluchtvaart en van de zeevarenden in het algemene pensioenstelsel van de werknemers; — de aanpassing van de berekeningswijze van het pensioen van de statutaire ambtenaren waardoor ze een pensioen zullen krijgen op basis van hun gemiddelde wedde van de laatste tien in plaats van de laatste vijf jaar; — het zwaarder laten doorwegen van de gewerkte periodes ten opzichte van sommige gelijkgestelde periodes in de berekeningswijze van het pensioen van de werknemers; — het invoeren van een geharmoniseerde pensioenbonus voor de werknemers, de zelfstandigen en de statutaire ambtenaren; — de versoepeling van de regels inzake toegelaten arbeid na pensionering en de invoering van de mogelijkheid tot onbeperkt bijverdienen voor 65-plussers met een loopbaan van minstens 42 jaar; — de administratieve vereenvoudiging van de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO); — de aanpassing aan de welvaart van de oudste pensioenen, de gewaarborgde minimumpensioenen, de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en de pensioenberekeningsplafonds; — de gelijkschakeling van het gezinsbedrag van het gewaarborgd minimumpensioen voor zelfstandigen met dat van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers en — de afschaffing van de pensioenmalus in het pensioenstelsel van de zelfstandigen. Al deze hervormingen kaderen in een ruimere beleidsstrategie inzake pensioenen. Deze is en blijft coherente, praktische en werkbare oplossingen uitwerken voor de twee grote uitdagingen die het maatschappelijke fenomeen van de vergrijzing gedurende de komende decennia aan het Belgische pensioenbeleid stelt: onze pensioenen sociaal en fi nancieel duurzaam houden. Ook tijdens het volgend jaar blijft dat de focus. 106-Beleidsverklaring
Advies van de Nationale Arbeidsraad en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de overlijdensdekking
Bij brief van 2 februari 2010 heeft de heer D. Reynders, minister van Financiën, naar aanleiding van parlementaire vragen omtrent de problemen die voortvloeien uit het feit dat een groot aantal groepsverzekeringsovereenkomsten niet voorzien in een dekking in geval van overlijden, de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gevraagd deze problematiek in behandeling te nemen en hierover advies uit te brengen.
De Raden stellen vast dat in de parlementaire vragen gericht aan de heer D. Reynders, minister van Financiën, de situatie aangekaart wordt waarbij de groepsverzekering geen overlijdensdekking voorziet met als gevolg dat bij overlijden van de aangeslotene de nabestaanden geen rechten kunnen doen gelden op het opgebouwde pensioenkapitaal. Het zou daarbij volgens deze parlementaire vragen gaan om een derde van de groepsverzekeringen.
De Raden verzoeken daarom om in overleg met de sociale partners en de Commissie Aanvullende Pensioenen ook voor de informatie die bij uittrede moet verstrekt worden gestandaardiseerde fiches op te stellen die de uittreders voldoende duidelijke informatie verschaft omtrent het al dan niet wegvallen van de overlijdensdekking en omtrent de keuzes die hij met betrekking tot zijn verworven reserves heeft en dit naar analogie met de oefening die voor de pensioenfiche gedaan werd.
Vanaf 1/01/2012 toegang tot SIGeDIS voor de aangeslotenen?
Op vraag van mevrouw de volksvertegenwoordiger Karolien Grosemans, bevestigt de minister van pensioenen dat he SIGeDIS project een kleine vertraging heeft omwille van onvoorziene technische problemen.
Niettemin belooft de minister dat vanaf 1 januari 2012 de FSMA (Financial Services and Markets Authority ex CBFA), de FOD Financiën en de aangeslotenen toegang zullen krijgen tot de databank.
Dit laatste is opmerkelijk aangezien SIGeDIS in alle presentaties zwijgt over het openstellen van de databank voor aangeslotenen op korte termijn.
Aantal contracten vrij aanvullende pensioenen voor zelfstandigen
De heer Mathias De Clercq, volksvertegenwoordiger, vraagt aan de minister hoeveel zelfstandigen een vrij aanvullend pensioen opbouwen, opgesplitst per geslacht.
Evolutie van het aantal onderschreven contracten voor vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen
Het aantal onderschreven contracten, vermeld in bovenstaande tabel, is onvolledig omdat
deze slechts die gevallen weergeven die door bemiddeling van het socialeverzekeringsfonds zijn afgesloten.
Jaren | H | F | Totaal |
2008 | 59.812 | 24.215 | 84.027 |
2009 | 59.987 | 25.010 | 84.997 |
2010 | 59.546 | 25.432 | 84.978 |
Het aantal onderschreven contracten, vermeld in bovenstaande tabel, is onvolledig omdat deze slechts die gevallen weergeven die door bemiddeling van het socialeverzekeringsfonds zijn afgesloten. In het kader van de Natioale Pensioenconferentie werd het totale aantal contracten VAP, inclusief die van de private pensioeninstellingen, op 31 december 2008 geraamd op 260.000.
Vrijstellingen van verzekeringstaks voor FBZ
De minister van Financiën antwoordt op vraag van mevrouw de volksvertegenwoordiger Meryame Kitir dat sectorale pensioenplannen die ingericht worden door een Fonds voor Bestaanszekerheid genieten van een vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen van 4,40%.
De Fondsen voor Bestaanszekerheid worden immers beschouwd als openbare instellingen die op basis van het Wetboek diverse rechten en taksen (artikel 176/2, 6°) zijn vrijgesteld van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen.
Regularisatie van studieperiodes in het werknemers- en zelfstandigenstelsel
Mevrouw de volksvertegenwoordiger Sonja Becq stelt vast dat weinig geweten is omtrent de mogelijkheid tot gelijkstelling van de studiejaren voor de berekening van het pensioen voor werknemers/zelfstandigen.
De minister van Pensioenen antwoordt dat in 2009 er 264 aanvragen waren en ongeveer 225 effectieve betalingen (stelsel werknemers). In het werknemersstelsel kunnen studieperioden geregulariseerd worden binnen de tien jaar na het beëndigen van de studies. In de pensioenregeling van de zelfstandigen geldt deze tijdslimiet niet.
De huidige kostprijs voor één geregulariseerd studiejaar bedraagt 1.307,52 euro. Deze kostprijs is gebaseerd op de evolutie van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandloon. Dit maandloon evolueert mee met de index. Het jaarlijks pensioenvoordeel bedraagt bij benadering 227,89 euro voor een pensioen als alleenstaande en 284,86 euro voor een gezinspensioen (bruto bedragen berekend op basis van een loopbaanbreuk in 45sten). Het bedrag van de regularisatie kan dus, theoretisch gezien, worden gerecupereerd in minder dan zes jaar.
Aantal aangeslotenen in de tweede pensioenpijler
Op vraag van de heer volksvertegenwoordiger Peter Logghe geeft de minister van Pensioenen een overzicht van het aantal aangeslotenen in de tweede pensioenpijler.
Eind 2009 waren er 2.204.126 aangeslotenen bij een groepsverzekering. Hiervan waren er 1.860.705 bedienden en 343.421 arbeiders. De totale premie bedraagt bijna € 4 mia.
Op 31 december 2009 bouwden 811.000 aangeslotenen een aanvullend pensioen op via een pensioenfonds. Van de actieve deelnemers waren er 368.953 arbeiders en 208.783 bedienden en kaderleden. De totale premie bedraagt € 1,3 mia.
In deze statistieken moet men evenwel rekening houden met heel wat dubbeltellingen. Slechts vanaf eind 2011 zullen er correcte cijfers wat betreft werknemers beschikbaar worden door de oprichting van de databank tweede pijler bij Sigedis.