Artikel 5, lid 1, van richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, bepaalt dat de lidstaten ervoor zorgen dat in alle nieuwe contracten die na 21 december 2007 worden gesloten, het gebruik van sekse als een factor bij de berekening van premies en uitkeringen in het kader van verzekeringsdiensten en aanverwante financiële diensten niet resulteert in verschillen in de premies en uitkeringen van individuele personen.
Lid 2 van hetzelfde artikel bepaalt dat, niet tegenstaande lid 1, de lidstaten vóór 21 december 2007 kunnen besluiten proportionele verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen toe te staan in de gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens. De betrokken lidstaten moeten hun besluit toetsen vijf jaar na 21 december 2007 en het resultaat doorgeven aan de Europese Commissie.
In het arrest Test-Aankoop vs België stelt het Hof van Justitie dat artikel 5, lid 2 met ingang van 21 december 2012 ongeldig is. Volgens het Hof bestaat het gevaar dat de uitzondering op de gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de zin van de richtlijn naar Unierecht onbeperkt blijft bestaan. Een bepaling die de betrokken lidstaten toestaat een uitzondering op de regel van unisekspremies en -uitkeringen zonder beperking in de tijd te handhaven, is in strijd met de verwezenlijking van het doel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen en moet ongeldig worden geacht bij het verstrijken van een passende overgangsperiode, aldus het Hof.
HvJ 1 maart 2011, C-236/09, Test-Aankoop vs België; zie ook Y. Thierry, «La fin de la tarification homme-femme en Europe», JT 2011, 344-48.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nieuwsbrief nr. 4