Bij de brugpensionering van een werknemer wordt een overeenkomst met de werkgever ondertekend, waarin een clausule wordt opgenomen die bepaalt dat de werkgever “de volledige bijdrage in de groepsverzekering zal blijven doorbetalen tot de leeftijd van 65 jaar is bereikt, zodat er geen kapitaalverlies is aangaande het uit te keren bedrag op 65 jarige leeftijd.”
Na verscheidene maanden uitvoering betwist de werkgever de verplichting tot betaling van de bijdragen voor het aanvullend pensioen. De zaak komt voor de rechtbank waar de werkgever aanvoert dat de overeenkomst absoluut nietig is. Het zou hier immers gaan over een individuele pensioentoezegging (IPT), dewelke volgens de WAP enkel en alleen mag gebeuren als er een aanvullend pensioenstelsel is voor alle werknemers in de onderneming (quod non in casu).
Het Arbeidshof oordeelt dat het hier niet gaat over een IPT en zelfs als dat zo zou zijn, dat de nietigheid dan niet weerhouden moet worden. De werkgever dient de volledige bijdragen (werkgevers- en werknemersbijdragen) voor de verdere opbouw van het aanvullend pensioen van de werknemer tot de leeftijd van 65 jaar te betalen.
Arbh. Antwerpen 21 juni 2010, A.R. nr. 2009/268, niet gepubliceerd.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 6, 8 juli 2010