De bijdragen voor een aanvullend tweede pijler pensioenplan zijn maar fiscaal aftrekbaar voor zover de som van het wettelijke en bovenwettelijke pensioen niet meer bedraagt dan 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging.
De zogeheten 80%-regel is dus een controleregel die uitgedrukt is in functie van de pensioenuitkering op eindtermijn. Eén van de structurele moeilijkheden bij deze 80%-controle is dat men reeds op het ogenblik van premiestorting moet kunnen uitmaken of men op de pensioenleeftijd al dan niet de 80%-grens zal overschrijden. Bij vaste prestatieplannen kan men zich hiervoor baseren op de prestatie die door de pensioentoezegging vooropgesteld wordt. Voor toezeggingen die niet van het type “vaste prestatie” zijn (vaste bijdrageplannen), is het moeilijker om in te schatten hoeveel de pensioenprestatie zal bedragen.
Tot op heden baseerde men zich voor deze plannen op de circulaire van 4 februari 1987 (de zogenaamde circulaire Massard) die de 80%-regel vertaalde in een aftrekbaar premieniveau in functie van het loon en die tot op vandaag aanvaard werd als controleregel voor vaste bijdrageplannen. Op basis van deze regel waren de premies van een vaste bijdrageplan 12% S1 + 32% S2 (12% van het loon, begrensd tot het loonplafond 1 + 32% van het salarisgedeelte boven het loonplafond) fiscaal aftrekbaar. Hierna wordt naar deze regel verwezen als zijnde de 12/32-regel.
De wetgever heeft recent nieuwe regels ingevoerd m.b.t. de 80%-regel. Het concept van de 80 %-grens blijft hetzelfde : het blijft voor alle types van pensioenplannen een fiscale begrenzing op het niveau van de eindprestaties. Voor pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen legt de wetgever nu vast hoe de pensioenprestatie voor vaste bijdrageplannen ingeschat moet worden. De hiervoor toe te passen berekeningspercentages zullen via een Koninklijk Besluit vastgelegd worden.