Door een verzekeringmaatschappij werd aan een belastingplichtige een contractueel kapitaal uitgekeerd. De administratie belaste dit bedrag als een pensioen in de zin van artikel 34 § 1 WIB 92. De belastingplichtigen menen aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling, voorzien in artikel 39 WIB 92.
Vermits artikel 39 WIB een uitzondering vormt op de principiële belastbaarheid overeenkomstig artikel 34, §2 WIB92, rust de bewijslast, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling op de belastingplichtigen. De belastingplichtigen dienen aldus te bewijzen dat het gaat om een individueel afgesloten levensverzekeringscontract, dat er geen vrijstelling werd genoten voor wat de werknemersbijdragen betreft en dat de premies werden gestort in het definitief en uitsluitend voordeel van de verzekerde.
Het Hof komt tot de vaststelling, na onderzoek van de voorliggende stukken, dat de pensioenopbouw gebeurde in het uitsluitend en definitief voordeel van de geïntimeerde en het feit dat het pensioen in eigen beheer werd opgebouwd doet hieraan geen afbreuk. De uitkeringen beantwoorden aldus aan pensioenen, zoals bedoeld in artikel 39, 2° WIB 92 zodat ze kunnen genieten van de vrijstelling, voorzien in dit artikel.
Antwerpen 2 december 2008, Fiscalnet 10 april 2009.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 5