Een werkgever doet een pensioentoezegging aan zijn werknemer. In artikel 10 van de spelersovereenkomst worden de contractuele vergoedingen bepaald, zoals het vast loon, de variabele vergoedingen en diverse voordelen, zoals kledijkosten, verplaatsingsvergoedingen en verblijfskosten, de bedrijfswagen en de premies. Vervolgens wordt in de overeenkomst bepaald dat de werkgever gehouden is om patronale bijdragen te storten in een specifiek pensioenfonds, eigen aan de voetbalspeler , waarvan de omvang proportioneel is aan het bedrag van de vergoedingen, vaste, variabele en andere voordelen die aan de spelers toekomen.
Het Hof oordeelt bijgevolg dat het duidelijk is dat met dit artikel 10 van de spelersovereenkomst rekening gehouden moet worden voor de bepaling van de omvang van de pensioentoezegging. In artikel 10, vierde lid van de spelersovereenkomst, wordt, in verband met de te betalen bijdrage, uitdrukkelijk verwezen naar het bedrag van de vergoedingen, vaste, variabele en andere voordelen die aan de spelers toekomen. Hieruit vloeit voort dat de bijdragen alleszins moeten berekend worden op de voordelen in natura. Gelet op de pensioentoezegging van de werkgever, diende de door hem afgesloten polissen aan deze bepaling te voldoen. In de mate dat dit niet het geval is, draagt de werkgever hiervoor de verantwoordelijkheid.
Arbh. Brussel 4 november 2011, A.R. nr. 2010/AB/191.
Bron: Leergang Pensioenrecht, nieuwsbrief nr.4 2011-2012, 30 april 2012.