Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat artikel 6, lid 1 van richtlijn 200/78/EG, zich niet verzet tegen een nationale bepaling waarin de geldigheid wordt erkend van clausules op grond waarvan arbeidsovereenkomsten van werknemers automatisch eindigen bij het bereiken van de pensioenleeftijd, voor zover, ten eerste, die bepaling objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitieme doelstelling van werkgelegenheid- en arbeidsmarktbeleid, en, ten tweede, de middelen voor het bereiken van deze doelstelling passend en noodzakelijk zijn.
Dat artikel verzet zich ook niet tegen een maatregel op grond waarvan arbeidsovereenkomsten van werknemers automatisch eindigen bij het bereiken van de op 65 jaar vastgestelde pensioenleeftijd. Artikelen 1 en 2 van richtlijn 2000/78 verzetten zich er niet tegen dat een lidstaat een collectieve arbeidsovereenkomst zoals aan de orde in het hoofdgeding, algemeen verbindend verklaart, voor zover deze de werknemers die binnen de werkingssfeer daarvan vallen, niet de bescherming ontneemt die hun bij deze bepalingen wordt geboden tegen discriminatie op grond van leeftijd.
HvJ 12 oktober 2010, C-45/09.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nieuwsbrief nr. 2