Nieuwe instructies voor de opmaak van de fiches 281.11 zijn gepubliceerd voor inkomstenjaar 2015.
De fiches moeten langs elektronische weg voor 1 maar 2016 worden ingediend.
Nieuwe instructies voor de opmaak van de fiches 281.11 zijn gepubliceerd voor inkomstenjaar 2015.
De fiches moeten langs elektronische weg voor 1 maar 2016 worden ingediend.
Bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten. FICHE 281.11 * * * INKOMSTEN 2013 KMDocument
De FOD Financiën publiceert een nuttig overzicht van het taxatiestelsel dat van toepassing is op aanvullende pensioenen van werknemers, bedrijfsleiders en zelfstandigen. De maatregelen van de Programmawet van 22 juni 2012 (sancties, invoering van een afzonderlijke aanslag enz.) zijn erin verwerkt.
Circulaire nr. Ci.RH.332/621.312 (AAFisc Nr. 13/2013) dd. 23.04.2013
Onderhavige circulaire beoogt door middel van de als bijlage toegevoegde schema’s een bondig overzicht te geven van het taxatiestelsel dat van toepassing is op aanvullende pensioenen van werknemers, bedrijfsleiders en zelfstandigen.
De als bijlage toegevoegde schema’s behandelen:
Voormelde schema’s werden opgesteld op basis van de wettelijke bepalingen zoals zij voor aanslagjaar 2010 van toepassing zijn.
Als een zelfstandig zaakvoerder bezoldigd wordt door twee vennootschappen en bij beide geniet van pensioentoezeggingen, kan de verzekeringsonderneming, die optreedt als “pensioeninstelling”, bij de berekening van de 80%- begrenzing ex artikel 59, §1, 2° WIB92 ten behoeve van het attest af te leveren voor één van de vennootschappen, diens wettelijk pensioen omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldiging in beide ondernemingen.
Het VAPZ, in de zin van artikel 45 van de Programmawet (I) van 24 december 2002, moet voor deze berekening als extrawettelijk pensioen in rekening worden gebracht. Ook hier kan de verzekeringsmaatschappij het VAPZ omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in de vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldigingen in beide ondernemingen.
Bij de berekening van de 80%-regel met betrekking tot het attest dat hij ingevolge artikel 35, § 5, eerste lid, KB/WIB 92 aflevert bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging voor één van de vennootschappen, mag rekening gehouden worden met het wettelijk pensioen en het VAPZ van de begunstigde, beperkt tot het proportioneel deel van de door deze vennootschap aan de begunstigde uitgekeerde bruto jaarbezoldigingen in de totale bruto jaarbezoldigingen van beide vennootschappen.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010
De bijdragen die de werkgever stort in een groepsverzekeringscontract of aan een pensioenfonds om voor zijn personeel een aanvullend pensioen op te bouwen, zijn aftrekbaar, zij het binnen een bepaalde grens en onder bepaalde voorwaarden. Die grens, bekend als de 80 %-grens, houdt in dat de extra-wettelijke pensioenen die door werkgeversbijdragen worden gevormd, tezamen met het wettelijk pensioen, niet méér mogen bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging.
Om de 80 %-grens te bepalen, telt dus ook het wettelijk pensioen mee. Volgens de fiscus kan het wettelijk pensioen forfaitair worden bepaald. Voor werknemers kan het wettelijk pensioen forfaitair worden vastgesteld op 50 % van de brutojaarbezoldiging die voor de berekening van het wettelijk pensioen in aanmerking wordt genomen. De brutojaarbezoldiging is wel begrensd. Die loongrens wordt per kalenderjaar vastgesteld.
De circulaire van 12 maart 2010 legt die loongrens voor werknemers voor inkomstenjaar 2009 vast op € 47.171,84. Het minimumpensioen voor zelfstandigen bedraagt € 10.485,68 en het maximumpensioen € 14.813,24.
In een onlangs gepubliceerde ruling aanvaardt de Rulingcommissie dat een aanvullend pensioenplan van de tweede pijler (groepsverzekering, pensioenfonds, …) in een aantal situaties van arbeidsduurvermindering of zelfs van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag voortgezet worden alsof de betrokkene nog voltijds aan de slag was.
Om een defensieve asset mix na te streven, sluiten meer en meer pensioenfondsen een tak 21 verzekering met een gewaarborgd rendement. De verzekeraar zal dan de assets beheren “voor eigen rekening” in tak 21. Het voordeel van een dergelijke keuze is dat het pensioenfonds niet onderhevig is aan beursschommelingen zoals bijvoorbeeld bij een obligatieportefeuille. Het pensioenfonds neemt in haar boekhouding een vordering op de verzekeraar.
Tot voor kort is er heel wat inkt gevloeid of op dergelijke verrichten geen roerende voorheffingen verschuldigd zijn. Hoewel een OFP pensioenfonds de RV kan recupereren, twijfelen sommige auteurs wel of dit rechtsgeldig is. Het vermogen is immers niet langer eigendom van het pensioenfonds, maar wel van de verzekeraar.
De Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken heeft hierover op 15 december 2009 een beslissing genomen. Verzekeraars hoeven niet langer roerende voorheffing in te houden op de inkomsten die ze aan een pensioenfonds betalen.
De belastingadministratie heeft in een circulaire van 22 april 2009 bevestigd dat ook het belastingtarief van 10% van toepassing is voor personen die overlijdt na de wettelijke pensioenleeftijd, maar zijn aanvullend pensioenkapitaal nog niet heeft opgenomen.
Zie ook het nieuwsbericht van 5 januari 2009