Een werkgever laat na de premies te betalen voor de groepsverzekering (een vastebijdragenplan) van een werknemer gedurende twee jaren (2005-2006). Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst volgt er een juridische procedure.
Het Arbeidshof veroordeelt de werkgever tot het betalen van de achterstallige premies. Maar het Arbeidshof kent geen rendement toe op de premies voor de jaren dat er geen premie betaald werd.
Arbh. Antwerpen 18 november 2008, A.R. 2070253, ongepubl.
Opinie: Zaak gewonnen maar zonder rendement !?
In deze nieuwsbrief wordt verwezen naar een opmerkelijk arrest van het Arbeidshof van Antwerpen (4.1. – 18 november 2008, AR 2070253). De feiten zijn bijzonder eenvoudig. Een werknemer heeft een conflict met de werkgever. De werkgever weigert daarom nog de premies te betalen voor de groepsverzekering (een vastebijdragenplan) gedurende twee jaren (2005-2006). Als het uiteindelijk tot een breuk komt, volgt er een juridische procedure. Niet geheel verwonderlijk verplicht het Arbeidshof de werkgever tot het betalen van de achterstallige premies.
Maar het Arbeidshof kent geen rendement toe op de premies voor de jaren dat er geen premie betaald werd. Het is daarbij interessant de redenering van het Hof weer te geven.
“De vordering [van de werknemer] inzake de betaling van de groepsverzekeringspremies op zich kan gegrond worden verklaard. Dit geldt echter niet voor het gedeelte van de […] eis waarbij [de werknemer] bijkomend een bijpassing vordert van de tussen de respectieve vervaldata en effectieve betalingsdatum veronderstelde winstdeelname (en het rendement), aangezien zulks niet kadert in de werkgevers-werknemersrelatie, maar voortvloeit uit externe marktgebonden factoren waaraan partijen geen inbreng hebben en die hen als zodanig in het kader van de arbeidsovereenkomst niet tegenstelbaar zijn”.
Klassiek wordt het rendement op de bijdragen in een aanvullend pensioenplan niet als loon gekwalificeerd onder de loonbeschermingswet. Zover is de redenering van het Hof natuurlijk wel te volgen. Maar er rijzen toch heel wat vragen.
In de – schaars gepubliceerde – rechtspraak ter zake worden immers tal van pistes gevolgd om toch dit rendement toe te kennen. Opgelijst stellen zich volgende vragen:
Ten eerste is er het feit dat werkgeverstoelagen wel loon zijn onder de loonbeschermingswet. Daarop zijn – bij niet betaling – wettelijke interesten verschuldigd (art. 2, 10, 23 LBW). Deze wettelijke interesten liggen zelfs hoger dan het gemiddelde rendement. Waarom zou dit hier niet van toepassing zijn ?
Ten tweede is er de vraag naar contractuele aansprakelijkheid van de werkgever voor het niet (of vertraagd) uitvoeren van een contractuele verplichting (art. 1147 BW) of misschien wel de loutere wettelijke interest (art. 1153 BW).
Ten derde kan gevraagd worden of er geen buitencontractuele aansprakelijkheid van de werkgever is, waarbij de opgelopen schade het misgelopen rendement is (art 1382 BW).
Ten vierde rijst de vraag of er geen strafrechtelijke aansprakelijkheid is. En dit zelfs op twee vlakken: zowel de loonbeschermingswet als de WAP houden strafbepalingen in. Dat maakt dat de vordering ook een ex delictu karakter krijgt. Hiervoor zou mogelijkerwijze een compensatoire interest kunnen worden gevorderd ter waarde van het rendement.
Ten vijfde rijst de vraag of de verzekeraar in deze kwestie ook geen aansprakelijkheid draagt. Het niet betalen van de premies gedurende twee jaren door een werkgever kan niet louter door de vingers worden gezien omwille van onder meer de meldingsplicht.
Wat de juiste antwoorden ook mogen zijn in deze zaak. Er is op basis van recente uitspraken van het Hof van Cassatie zeker genoeg munitie voor handen om naar het hoogste gerechtshof te trekken.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 2