Als antwoord op een prejudiciële vraag van het Hof van Beroep van Brussel, antwoordt het Hof van Justitie dat artikel 48 VWEU (Verdrag Werking Europese Unie), dat handelt over de sociale zekerheid van migrerende werknemers, geen rechtstreekse werking heeft. Een particulier kan zich hier, in een geding voor een nationale rechter, tegenover een werkgever uit de privésector, dus niet op beroepen.
Daarnaast stelt het Hof dat artikel 45 VWEU zo moet worden uitgelegd dat het zich bij verplichte toepassing van een CAO verzet tegen:
- de niet-meetelling van de door een werknemer bij dezelfde werkgever in diens exploitatiezetels in verschillende lidstaten en krachtens eenzelfde algemene arbeidsovereenkomst vervulde dienstjaren voor de bepaling van de periode voor verwerving van definitieve rechten op aanvullende pensioenuitkeringen in een lidstaat; en
- de gelijkstelling met vertrek uit eigen wil door een werknemer van de overplaatsing van deze werknemer van een in een lidstaat gelegen exploitatiezetel van zijn werkgever naar een in een andere lidstaat gelegen exploitatiezetel van dezelfde werkgever.
Bijgevolg staat artikel 45 VWEU in de weg aan elke maatregel die, zelfs wanneer hij zonder discriminatie op grond van nationaliteit van toepassing is, het gebruik van de in het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden door burgers van de Unie kan belemmeren of minder aantrekkelijk kan maken.
HvJ 10 maart 2011, C 379/09, Casteels tegen British Airways.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nieuwsbrief nr. 4