Als een zelfstandig zaakvoerder bezoldigd wordt door twee vennootschappen en bij beide geniet van pensioentoezeggingen, kan de verzekeringsonderneming, die optreedt als “pensioeninstelling”, bij de berekening van de 80%- begrenzing ex artikel 59, §1, 2° WIB92 ten behoeve van het attest af te leveren voor één van de vennootschappen, diens wettelijk pensioen omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldiging in beide ondernemingen.
Het VAPZ, in de zin van artikel 45 van de Programmawet (I) van 24 december 2002, moet voor deze berekening als extrawettelijk pensioen in rekening worden gebracht. Ook hier kan de verzekeringsmaatschappij het VAPZ omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in de vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldigingen in beide ondernemingen.
Bij de berekening van de 80%-regel met betrekking tot het attest dat hij ingevolge artikel 35, § 5, eerste lid, KB/WIB 92 aflevert bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging voor één van de vennootschappen, mag rekening gehouden worden met het wettelijk pensioen en het VAPZ van de begunstigde, beperkt tot het proportioneel deel van de door deze vennootschap aan de begunstigde uitgekeerde bruto jaarbezoldigingen in de totale bruto jaarbezoldigingen van beide vennootschappen.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010
Voorafgaande beslissing nr. 2010.032 dd. 27.04.2010
Vennootschapsbelasting
Individuele pensioentoezegging
Bezoldiging
Samenvatting
Bij de berekening van de 80%-regel bedoeld in artikel 59, §1, 2°, WIB 92, kan de verzekeraar met betrekking tot het attest dat hij ingevolge artikel 35, § 5, eerste lid, KB/WIB 92 aflevert bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging voor de vennootschap A, rekening houden met het wettelijk pensioen en het VAPZ van de heer Y, beperkt tot het proportioneel deel van de door de vennootschap A aan de heer Y uitgekeerde bruto jaarbezoldiging in de totale bruto jaarbezoldigingen van de heer Y uit de vennootschap A en de vennootschap B.
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen of bij het attest bedoeld in artikel 35, § 5, eerste lid, van het KB/WIB 92, af te leveren door X bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging door de vennootschap A ten behoeve van haar bedrijfsleider de heer Y, voor de toepassing van de 80%-regel bedoeld in artikel 59 van het WIB 92, het wettelijk pensioen en het vrij aanvullend pensioen als zelfstandige mogen worden beperkt tot het proportioneel deel van de door de vennootschap A uitgekeerde bezoldigingen in de totale bruto jaarbezoldigingen van de heer Y uit de vennootschap A en de vennootschap B.
II. Beschrijving van de verrichting
2. X is een verzekeringsonderneming die in het kader daarvan ook optreedt als “pensioeninstelling”, ter uitvoering van individuele en collectieve pensioentoezeggingen van werkgevers ten voordele van hun personeelsleden en van vennootschappen in het voordeel van hun bedrijfsleiders.
3. Vennootschap A is zinnens bij X een individuele pensioentoezeggingsverzekering af te sluiten in het voordeel van haar regelmatig en minstens maandelijks bezoldigde niet – statutaire zaakvoerder, de heer Y.
4. Deze laatste is eveneens zaakvoerder van de vennootschap B, waar hij is aangesloten in de groepsverzekering, die werd toegezegd aan de zelfstandige en regelmatig bezoldigde zaakvoerders van die onderneming.
5. Daarnaast heeft de heer Y bij X in eigen naam een verzekeringsovereenkomst afgesloten in het kader van het Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen, overeenkomstig de Programmawet (I) van 24 december 2002.
III. B eslissing
6. Overeenkomstig artikel 59, §1, 2°, WIB 92 kunnen de werkgeversbijdragen en -premies bedoeld in artikel 52, 3°, b), WIB 92 slechts als beroepskosten worden afgetrokken in zover de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 pct. van de laatste normale bruto jaarbezoldiging en berekend op basis van de normale duur van een beroepswerkzaamheid.
7. Overeenkomstig artikel 59, §4, eerste lid, WIB 92, moet, voor de werkgeversbijdragen en -premies die verband houden met aanvullende verzekeringen tegen ouderdom en vroegtijdige dood en met aanvullende pensioentoezeggingen, de begrenzing tot 80 pct., bedoeld in § 1, 2°, worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke pensioenen en van de op jaarbasis berekende extrawettelijke pensioenen. De extrawettelijke pensioen omvatten onder meer de pensioenen die met persoonlijke bijdragen als bedoeld in artikel 52, 7°bis WIB 92 of in artikel 145³ WIB 92 zijn gevormd.
8. Overeenkomstig artikel 52, 7°bis, WIB 92 en artikel 45 van de programmawet (I) van 24 december 2002, worden de bijdragen van het vrij aanvullend pensioen van zelfstandigen als beroepskosten aangemerkt voor zover zij niet hoger zijn dan de maximale bijdrage die wordt bekomen met toepassing van de artikelen 44, §2 en 46, §1, van voormelde programmawet, en voor zover de aangeslotene tijdens het desbetreffende jaar effectief en volledig de bijdragen heeft betaald die hij verschuldigd is krachtens het sociaal statuut der zelfstandigen.
9. Overeenkomstig artikel 35, §5, eerste lid, KB/WIB 92 wordt aan de verzekeringsondernemingen, voorzorgsinstellingen of de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen de verplichting opgelegd een attest af te leveren, op basis van de door de belastingplichtige meegedeelde gegevens, bij de onderschrijving en bij elke wijziging van de in artikel 35, §1, 2°, KB/WIB 92 vermelde contracten, waaruit blijkt dat de wettelijke en extrawettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid, overeenkomstig artikel 59, WIB 92, niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale bruto jaarbezoldiging.
10. Overeenkomstig nr. 59/43, Com.IB. 92 en de circulaire Ci.RH.241/382.678 van 13 juli 1989 moet de 80%-grens in principe per onderneming worden beoordeeld, aangezien de werkgeversbijdragen slechts aftrekbaar zijn indien en in de mate dat zij een bijhorigheid vormen van de als beroepskosten aftrekbare bezoldigingen.
11. In een parlementaire vraag van 7 februari 1990 (PV nr. 87 d.d. 07.02.1990, V&A Senaat, 13.03.1990, blz. 1040-1041) werd door de heer Vanderborght aan de minister van Financiën voorgelegd of, bij de toepassing van de 80%-regel, de forfaitaire raming van het wettelijk pensioen slechts eenmaal per werknemer kan in acht genomen worden, zodat in geval een werknemer in twee verschillende ondernemingen een bezoldiging ontvangt en wanneer in beide ondernemingen een groepsverzekering van toepassing is, de bedoelde raming proportioneel over de beide ondernemingen moet worden opgedeeld in verhouding tot de bezoldigingen die aan elk moeten worden toegerekend. De minister heeft geantwoord dat in principe de voorgestelde oplossing kan worden bijgetreden.
12. Gelet op het voorgaande, kan X bij de berekening van de 80%-begrenzing ex artikel 59, § 1, 2°, WIB 92 ten behoeve van het attest af te leveren voor de vennootschap A, in de situatie waarbij de heer Y wordt bezoldigd door de vennootschap A en de vennootschap B, diens wettelijk pensioen omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in de vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldigingen in beide ondernemingen (A+B).
13. Ingevolge artikel 59, § 4, tweede lid, WIB 92, moet voor de toepassing van de 80%-begrenzing het VAPZ in de zin van artikel 45 van de Programmawet (I) van 24 december 2002, als extrawettelijke pensioen in rekening worden gebracht (zie ook PV Claes, Kamer, 14.01.2009, nr. 09/016).
14. Ingevolge artikel 52, 7°bis, WIB 92 behoren tot de in artikel 52, 7°, WIB 92, bedoelde persoonlijke bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving, de bijdragen als bedoeld in artikel 45 van de Programmawet (I) van 24 december 2002.
15. X kan voor de berekening van de 80%-begrenzing ex artikel 59, § 1, 2°, WIB 92 ten behoeve van het attest af te leveren voor de vennootschap A, in de situatie waarbij de heer Y wordt bezoldigd door de vennootschap A en de vennootschap B, het VAPZ omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in de onderneming A over de totale bruto jaarbezoldigingen in beide ondernemingen (A+B).
16. Artikel 35, §5, tweede lid, KB/WIB 92 bepaalt dat de in artikel 35, §5, eerste lid, KB/WIB 92 bedoelde ondernemingen en instellingen tevens een attest afleveren telkens wanneer de bedoelde begrenzing van 80% wordt overschreden. In geval de bruto jaarbezoldigingen van de heer Y bij de vennootschap A en de vennootschap B wijzigen, zodat bijgevolg de proportionele verdeling van wettelijk pensioen en VAPZ over beide ondernemingen wijzigt, zal X gehouden zijn tot aflevering van een attest bedoeld in artikel 35, §5, eerste lid, WIB 92, wanneer deze wijziging in één van beide of in beide ondernemingen tot een overschrijding van de begrenzing van 80% leidt, bedoeld in artikel 59, §1, 2°, WIB 92.
17. Gelet op wat voorafgaat, wordt beslist dat X bij de berekening van de 80%-regel bedoeld in artikel 59, §1, 2°, WIB 92, met betrekking tot het attest dat hij ingevolge artikel 35, § 5, eerste lid, KB/WIB 92 aflevert bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging voor de vennootschap A, mag rekening houden met het wettelijk pensioen en het VAPZ van de heer Y, beperkt tot het proportioneel deel van de door deze vennootschap A aan de heer Y uitgekeerde bruto jaarbezoldigingen in de totale bruto jaarbezoldigingen van de heer Y uit de vennootschap A en de vennootschap B;
18. Er wordt geen standpunt ingenomen met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid van de in de aanvraag beschreven extrawettelijke pensioenbijdragen ten name van de vennootschap A en de vennootschap B.