De verjaringstermijn van niet-betaalde pensioenprestaties bedraagt 30 jaar in toepassing van art. 2262 B.W. Wanneer de vordering tot het bekomen van deze pensioenprestaties wordt ingesteld op grond van art. 1382 B.W., is het vertrekpunt van de verjaringstermijn het ogenblik waarop de fout, de schade en het oorzakelijk verband vaststaan. In casu is de schade pas ontstaan wanneer de rechthebbende geen aanpassingsvergoeding meer ontving.
Arbh. Gent 5 juni 2009, Socialweb 25 augustus 2010.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010