Hof van Justitie: behoud van rechten werknemers bij overgang van onderneming

Het Italiaans burgerlijk wetboek bepaalt dat bij overgang van een onderneming de arbeidsverhouding wordt voortgezet met de verkrijger, en de werknemer al de uit die arbeidsverhouding voortvloeiende rechten behoudt.

Deze bepaling is niet van toepassing op ondernemingen die in moeilijkheden verkeren. Deze werknemers verliezen het recht op erkenning van hun anciënniteit, van hun financiële behandeling en van hun beroepskwalificaties alsook het recht op een ouderdomsuitkering dat voortvloeit uit het in artikel 3, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2001/23 bedoelde wettelijke socialezekerheidsstelsel. Zij verliezen tevens het recht op handhaving, gedurende ten minste één jaar, van de in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegde arbeidsvoorwaarden, zoals is gewaarborgd in artikel 3, lid 3, van die richtlijn.

De Commissie stelt dat artikel 3, lid 4, van richtlijn 2001/23 toestaat de leden 1 en 3 van dit artikel 3 niet toe te passen op ouderdomsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen of uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, die worden toegekend naast de wettelijke stelsels van sociale zekerheid, maar dat de lidstaten in dat geval de nodige maatregelen moeten vaststellen om de belangen van de werknemers te beschermen. Dit is niet het geval in de betrokken Italiaanse wettelijke regeling.

De Italiaanse Republiek komt de krachtens de richtlijn 2001/23/EG op haar rustende verplichtingen niet na.

HvJ 11 juni 2009, C-561/07.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *