Om te beslissen dat een uitkering niet dient te worden beschouwd als loon in de zin van de Loonbeschermingswet, omdat het een rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever betaalde vergoeding betreft, en omdat zij als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid beschouwd kan worden, kan de rechter zich niet beperken tot het onderzoeken van slechts een van de voordelen die in de wetgeving op de sociale zekerheid zijn bepaald.
Teneinde een premie gelijk aan drie maanden loon, uitbetaald aan personeelsleden die de pensioenleeftijd hebben bereikt, of aan de rechthebbenden van bedienden die voor hun pensioen zijn overleden, maar wiens dienstanciënniteit in het totaal minstens tien jaar bedraagt, uit het loonbegrip te kunnen sluiten, volstaat het niet te oordelen dat de premie eerder met een vertrekpremie gelijkgesteld kan worden en de toekenning ervan aan de rechthebbende niets te maken heeft met een aanvulling van het rustpensioen, terwijl het evengoed een aanvulling van het overlevingspensioen kan betreffen.
Cass. 21 januari 2008, Soc. Kron. 2009, afl. 1, 22-23.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 4