Artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Sluitingsfonds bepaalt dat bij sluiting van een onderneming het Sluitingsfonds kan tussenkomen voor onder meer de vergoedingen en voordelen verschuldigd krachtens de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten.
De vraag rijst of de werkgeversbijdragen voor een groepsverzekering waarvan de betaling voorzien is in een niet neergelegde CAO onder dit artikel valt. Het Hof oordeelt dat de termen van de niet neergelegde CAO door zowel de werkgever als de werknemer minstens stilzwijgend waren aanvaard, zodat er sprake was van loon verschuldigd krachtens de individuele arbeidsovereenkomst. Werkgeversbijdragen voor een groepsverzekering zijn loon in de zin van de Loonbeschermingswet en in de zin van het engere loonbegrip van de Arbeidsovereenkomstenwet als tegenprestatie van arbeid. Bijgevolg werd het Sluitingsfonds veroordeeld tot betaling van de bijdragen, weliswaar begrensd tot het wettelijke maximum.
Arbh. Brussel, 6 maart 2008, J.T.T., 2008, 388.
Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 3