De CBFA bekijkt welke inspraak van de werknemers vereist is bij verandering van pensioeninstelling.
Er is een interpretatieprobleem ontstaan ten aanzien van artikel 34, § 1, 2de lid, van de WAP. Deze bepaling stelt dat, wanneer collectieve procedures worden aangewend, “zij het individueel akkoord van de aangeslotenen vervangen”. In de bepaling wordt echter niet gepreciseerd wanneer zo’n individueel akkoord vereist is.
Het ziet er dus naar uit dat, afgezien van de gevallen bedoeld in artikel 34, § 1, 1ste lid, er teruggegrepen moet worden naar het basisprincipe van artikel 5, namelijk de uitsluitende bevoegdheid van de werkgever. Derhalve lijkt het 2de lid van hetzelfde artikel 34, § 1, geen algemeen principe van individueel akkoord in te voeren in geval van verandering van pensioeninstelling wanneer er geen CAO moet worden gesloten, het arbeidsreglement niet moet worden gewijzigd of de procedure van een sociaal plan niet moet worden toegepast.
Men kan evenwel stellen dat artikel 5 van de WAP niet afwijkt van andere wetsbepalingen inzake individueel akkoord.
In die context staat artikel 34, § 1, 2de lid, een procedure toe voor de situaties waarin een individueel akkoord wordt vereist op basis van andere reglementeringen dan de WAP. In zo’n geval kan het individueel akkoord van elke aangeslotene worden vervangen door een collectief akkoord, met name door de toepassing van één van de procedures vermeld in het 1ste lid van artikel 34, § 1, van de WAP.
Te vermelden valt nog dat indien de verandering van pensioeninstelling vergezeld gaat van een wijziging van de pensioentoezegging, de desbetreffende bepalingen van de WAP eveneens van toepassing zijn.
Bron: CBFA, Verslag directiecomité 2004, pag. 143-144